Het was kerstavond, en de wereld lag gehuld in een deken van glinsterende sneeuw. Huizen waren versierd met fonkelende lichtjes, en kinderen lagen vol verwachting in bed, dromend van de cadeautjes die ze de volgende ochtend zouden vinden. Hoog boven de wolken reed de kerstman, met zijn arrenslee vol kleurrijke pakjes, door de nacht.
De slee gleed moeiteloos door de lucht, voortgetrokken door acht krachtige rendieren. De kerstman, met zijn warme lach en twinkelende ogen, voelde zich vol energie. Maar wat hem echt bijzonder maakte, was niet alleen zijn magie. De kerstman werkte met frequenties – subtiele trillingen en verbindingen die hem vertelden waar hij moest zijn, hoe hij onzichtbaar kon blijven, en welke cadeautjes het beste bij elk kind pasten. Alles in zijn wereld resoneerde in harmonie: de klokjes van de rendieren, de sterren die hem de weg wezen, en zelfs de energie van de slapende kinderen. Het was een perfecte balans, en dankzij deze frequenties verliep k