“Bestaat absoluut gehoor écht? Dat hangt af van waar je woont en wanneer je geboren bent.”
Met deze intrigerende stelling opende Gerben Makkes van der Deijl zijn voordracht in november 2024. Absoluut gehoor is een fascinerend fenomeen dat al eeuwenlang tot de verbeelding spreekt. Maar wat betekent het precies, hoe ontstaat het, en hoe uniek is deze gave eigenlijk?
In deze blog duiken we dieper in de wereld van absoluut gehoor en tonen we aan waarom dit onderwerp niet alleen voor muzikanten, maar ook voor wetenschappers en muziekliefhebbers interessant is.
Wat is absoluut gehoor?
Absoluut gehoor is het vermogen om een toonhoogte exact te benoemen of te zingen zonder enige externe referentie. Mensen met deze gave kunnen bijvoorbeeld meteen zeggen dat een willekeurige toon een “A” of “G#” is, zonder een stemvork of ander hulpmiddel. Daarnaast kunnen ze direct de toonsoort van een muziekstuk herkennen, alledaagse geluiden zoals het zoemen van een koelkast in muzikale termen benoemen en horen wanneer een instrument vals klinkt. Ondanks het uitzonderlijke karakter van absoluut gehoor is deze gave uiterst zeldzaam en komt het slechts bij 1 op de 10.000 mensen voor.
De geschiedenis van toonhoogte: waarom het uitmaakt wanneer je geboren bent
Wat tegenwoordig de standaard is – A1 = 440 Hz – is pas halverwege de 20e eeuw wereldwijd aangenomen. Vóór die tijd varieerde de standaardtoonhoogte sterk afhankelijk van regio en tijdperk. Rond 1800 was A1 = 423 Hz gangbaar, en barokmuziek wordt vaak uitgevoerd in een stemming rond A1 = 435 Hz, wat een mildere klank geeft. Moderne orkesten stemmen vaak iets hoger, bijvoorbeeld A1 = 442 Hz, voor een helderder geluid in grote zalen.
Vroeger was de toonhoogte vaak lokaal bepaald, meestal door het kerkorgel. Dit werkte prima zolang muzikanten binnen een regio bleven. Toen instrumenten, zoals trompetten en strijkinstrumenten, werden meegenomen naar andere steden, ontstonden er echter problemen. Een trompet die in stad A perfect klonk, bleek niet samen te spelen met het orgel in stad B. De introductie van de stemvork bracht uniformiteit, maar zelfs toen duurde het decennia voordat A1 = 440 Hz als internationale norm werd vastgesteld. Interessant is dat mensen met absoluut gehoor in de 18e eeuw een referentietoon hadden die anders was dan de huidige standaard. Dit toont aan dat absoluut gehoor tijd- en plaatsgebonden is.
Hoe weten we dit?
De toonhoogtes en stemmingen die in het verleden werden gehanteerd, zijn moeilijk te achterhalen, vooral omdat veel instrumenten zoals snaarinstrumenten gevoelig zijn voor factoren zoals temperatuur, vochtigheid en slijtage. Snaren verliezen spanning, waardoor de oorspronkelijke toonhoogte vaak niet meer exact te reconstrueren is. Hierdoor kunnen we op basis van snaarinstrumenten uit die tijd weinig zeggen over de precieze stemmingen.
Maar kerkorgels bieden een andere kijk op dit vraagstuk. Kerkorgels, die in die tijd een centrale rol speelden in de muzikale cultuur, zijn opmerkelijk stabiel als het gaat om stemming. Ze worden nauwelijks beïnvloed door externe factoren zoals kou, vocht of warmte, omdat ze stevig zijn ingebouwd en meestal in relatief constante omstandigheden worden bewaard. Hierdoor blijven ze “stemvast” en geven ze een betrouwbare indicatie van de toonhoogtes die destijds werden gebruikt.
Interessant weetje:
Veel historische kerkorgels uit de 17e en 18e eeuw bestaan nog steeds in hun originele staat en worden vaak gerestaureerd zonder dat de oorspronkelijke toonhoogte wordt aangepast. Hierdoor kunnen muzikologen en historici nauwkeurig bepalen welke stemming destijds werd gebruikt in een specifieke regio.
Wat leren we van historische blaasinstrumenten?
Naast kerkorgels zijn ook blaasinstrumenten uit die tijd belangrijke aanwijzingen voor historische stemmingen. Blaasinstrumenten zoals trompetten en fluiten hebben een vaste toonhoogte en kunnen niet, zoals een viool of zangstem, eenvoudig worden aangepast aan andere stemmingen. Dit maakt ze waardevol voor het bestuderen van de stemstandaarden van vroeger.
Wist je dat:
Rekenmodellen die zijn ontwikkeld door muziekwetenschappers, maken het mogelijk om metingen van historische blaasinstrumenten te vergelijken met de toonhoogtes van kerkorgels. Dit geeft een gedetailleerd beeld van hoe variabel toonhoogtes vroeger waren, afhankelijk van locatie en tijd.
Kun je absoluut gehoor aanleren?
Onderzoek wijst erop dat training op jonge leeftijd een cruciale rol speelt in het ontwikkelen van absoluut gehoor. Kinderen tussen de 3 en 8 jaar hebben de grootste kans om deze vaardigheid te ontwikkelen, vooral als ze regelmatig worden blootgesteld aan muziek. Vroege muzikale training, zoals het leren spelen van een instrument, is hierbij essentieel. Daarnaast hebben kinderen die opgroeien in een muzikale omgeving, zoals in gezinnen waar muziek een centrale rol speelt, een grotere kans op het ontwikkelen van absoluut gehoor. Net zoals jonge kinderen gemakkelijk een tweede taal leren door herhaling en oefening, kunnen ze ook muzikaal gehoor ontwikkelen door frequente blootstelling en training.
Hoe werkt absoluut gehoor?
Absoluut gehoor is niet alleen afhankelijk van het gehoor, maar ook van geheugenprocessen. Onderzoek van de Universiteit van Zurich laat zien dat twee hersengebieden betrokken zijn: het auditieve deel, dat verantwoordelijk is voor het verwerken van geluiden, en het geheugen, dat de referentietoon opslaat. Een experiment van de Universiteit van Chicago toonde echter aan dat zelfs mensen met absoluut gehoor om de tuin kunnen worden geleid. In deze test kregen ze een muziekstuk te horen waarin de toonhoogte langzaam daalde. Toen ze daarna een correct gestemd stuk hoorden, vonden ze dit vals klinken. Dit bewijst dat absoluut gehoor niet volledig vaststaat en beïnvloedbaar is.
Relatief gehoor: het waardevolle alternatief
De meeste mensen hebben geen absoluut gehoor, maar ontwikkelen wat bekend staat als relatief gehoor. Dit is het vermogen om toonhoogtes te herkennen in relatie tot een referentie. Relatief gehoor kan worden getraind en is net zo nuttig in de praktijk. Het ontwikkelen van relatief gehoor gebeurt vaak door solfège-oefeningen (gehoortraining), waarbij toonhoogtes en intervallen worden herkend. Daarnaast leren muzikanten patronen zoals toonladders en akkoorden herkennen en kunnen ze melodieën vanaf bladmuziek spelen. Zelfs mensen met absoluut gehoor moeten relatief gehoor trainen om volledig muzikaal vaardig te worden.
Fascinerende feiten over absoluut gehoor
Absoluut gehoor is niet altijd een voordeel. Mensen met absoluut gehoor hebben vaak moeite met muziek in een lagere stemming, zoals barokmuziek. Voor hen klinkt een lagere frequentie soms verwarrend of “vals”. Ook herkennen mensen met absoluut gehoor tonen vaak beter op hun eigen instrument dan op andere. Een pianist herkent bijvoorbeeld sneller een “C” op een piano dan op een viool. Daarnaast is absoluut gehoor extreem zeldzaam en komt het slechts bij 0,01% van de bevolking voor. Ten slotte blijkt dat tonen zonder boventonen, zoals zuivere sinustonen, moeilijker te herkennen zijn, zelfs voor mensen met absoluut gehoor.
Conclusie
Absoluut gehoor is een zeldzame en intrigerende gave die ons veel leert over de samenwerking tussen gehoor, geheugen en muzikale training. Hoewel absoluut gehoor vaak als aangeboren wordt gezien, blijkt dat training op jonge leeftijd een cruciale rol speelt. Dankzij de inzichten van Gerben Makkes van der Deijl begrijpen we dat absoluut gehoor niet zo absoluut is als het lijkt, maar een complexe interactie van neurologische en omgevingsfactoren.
Bron:
Voordracht door Gerben Makkes van der Deijl, november 2024. Gerben was Hoofdvak docent Piano aan het Conservatorium Groningen, medeoprichter van het Haydn Jeugd Strijk Orkest. Daarnaast is Gerben de vader van Marijn Makkes van der Deijl.